het gasthuis vandaag

Nieuwe bestemmingen na vertrek van de zusters uit het Aarschotse klooster

Na de Tweede Wereldoorlog verminderde het aantal intredingen geleidelijk aan. Op 8 april 1989 werd Clara Van Pul uit Antwerpen op 46-jarige leeftijd als 173ste en laatste Aarschotse grauwzuster geprofest (afleggen van de kloostergeloften). Zij was op 2 februari 1987 als postulante ingetreden.

Begin jaren 1970 groeide bij de zusters het besef dat de kloostergebouwen niet aangepast waren aan de noden van de tijd. Aangezien modernisering en aanpassingswerken te kostelijk waren, opteerde de communauteit om een nieuw klooster vlak naast haar rustoord in Rillaar te bouwen.

De oude kloostergebouwen aan de Aarschotse Gasthuisstraat, waar de grauwzusters eeuwenlang hun vaste stek hadden, werden op 28 februari 1977 door de communauteit verlaten. De zusters die instonden voor de verpleging van bejaarden, gebruikten enkel nog de vleugel die aanleunde tegen het Burgerlijk Gasthuis en enkele cellen op de verdieping.

Klooster wordt bibliotheek

Op 13 mei 1979 verwelkomde de Stedelijke Openbare Bibliotheek haar lezers in de voormalige kloostergebouwen. Een gedeelte van de eerste verdieping werd in het begin van 1981 door het OCMW toegewezen aan de Hertogelijke Aarschotse Kring voor Heemkunde. Op de zolders bevonden zich de kantoorruimten.

Al snel kampte de bibliotheek met plaatsgebrek. Na het vertrek van de Heemkundige Kring op 7 oktober 1995 kon de ruimte benut worden door de bibliotheek. In april 1997 werden de jeugdafdeling en de discotheek van het gelijkvloers overgebracht naar de eerste verdieping waar de kloostercellen waren afgebroken.

Enkele maanden later, na de sluiting van het verpleegtehuis, werd de voormalige grote refter omgebouwd tot leeszaal.

In september 2000 werd al het bibliotheekmateriaal op veertien dagen verhuisd naar de huidige locatie in de vroegere V-dienst aan de Elisabethlaan.

Achterzijde van de schuur: toneelzolder en bibliotheek heemkunde

De achterzijde van de gasthuisschuur werd langs de zijde van de Elisabethlaan afgesloten door een opendraaiend hek. De gril was bevestigd tussen twee hoge pilaren van drie meter. De ene pilaar sloot aan bij het gebouw, de andere bij de hofmuur, beide door middel van een verbindingsmuurtje dat 25 cm lager was.

De COO vroeg eind december 1965 vergunning aan voor het aanpassen van de voorhof. Die kwam er op 7 februari 1966. De gril werd zes meter achteruit geplaatst, juist achter de schuurpoort, die inmiddels verdwenen is. Vooraan werd een muurtje gebouwd van 65 cm hoog waartussen een lage gril kwam. De zijhofmuur werd eveneens tot hetzelfde niveau verlaagd tot aan de herplaatste gril.

Het Mariakapelletje dat midden jaren vijftig tegen de kopgevel van de schuur was gebouwd, bleef behouden. De zusters versierden het tijdens de maand mei en de omwoners kwamen er dagelijks lezen. In de loop van het jaar vonden vele jonge koppeltjes er een romantische ontmoetingsplaats onder de inmiddels verdwenen oude beukenboom.

Op 24 februari 1978 richtten enkele toneelliefhebbers het Aleydistheater op. Hun eerste voorstellingen vonden plaats in de aula van het Sint-Jozefscollege. Zij zochten ondertussen naar een vaste locatie. Uit verschillende mogelijkheden opteerden zij voor de gasthuisschuur. Een huurcontract met het OCMW werd afgesloten op 1 november 1979.

Spoedig daarna begonnen de werken om de hooizolder om te bouwen tot een theaterzaal en cafetaria.

De andere bovenruimten worden nu ingenomen door tentoonstellingsruimte, bureau en opslagplaats. Het gelijkvloers werd opgesplitst in twee delen. De tassing en de stal werden omgevormd tot een zaal en gang, het varkenshok tot toiletten.

De opening van de theaterzolder vond plaats op 29 november 1980.

Om de bereikbaarheid vanuit de Gasthuisstraat te realiseren werd in 1984 een deur voorzien in de afsluitingsmuur. Deze deur kwam later terug in het logo.

De Hertogelijke Aarschotse Kring voor Heemkunde keerde in januari 2005 terug naar de site. In het voormalige mortuarium richtte zij haar nieuwe lokaal en bibliotheek in.

Voorzijde van de schuur: polyvalente ruimtes

Langs de voorzijde van de schuur werden door de jaren heen heel wat diensten gehuisvest .

De Stedelijke Tekenacademie was de eerste instelling die hier onderdak vond. Zij bleef hier van 1964 tot 1987.

Van 1988 tot 1989 werden er aanpassings- en verbouwingswerken aan het gebouw uitgevoerd. Zo werd de huidige glazen vensterpoort gestoken. Ook deze poort sierde het ‘open huis’ logo van de dienst Jeugd, Bejaarden en Gezin (JBG), symbolisch voor de dienstverlening. De voormalige dorsvloer (tot tegen de muur van het Aleydistheater) werd omgetoverd tot keuken en bureauruimte. Van 12 augustus 1989 tot 1992 nam de stedelijke dienst JBG er zijn intrek. Door een akkoord tussen het stadsbestuur en het OCMW verwierf de stad de schuur en kon de dienst JBG in mei 1990 over de gehele gasthuisschuur beschikken. In ruil hiervoor financierde de stad de nieuwbouw van een werkhuis in de gasthuistuin aan de achterzijde van de huizen in de Gasthuisstraat.

Na het vertrek van de JBG nam de Flanders Cup er zijn intrek. De vereniging organiseerde een jaarlijks internationaal voetbaltornooi voor jongeren.

Door het verdwijnen van dit evenement in 1994 kwam er opnieuw plaats vrij en van 1995 tot augustus 1998 werden de vertrekken ingenomen door de Stedelijke Preventiedienst. Ondanks de beperkte oppervlakte kreeg ook de coördinator van het Sociaal Impulsfonds (SIF) in juli 1996 hier zijn standplaats. Enkele ruimten, in het smalle gedeelte van de schuur, werden tegen 1 maart 1997 ingericht als vergaderlokalen. De stal veranderde in een polyvalent zaaltje.

Op 15 april 1997 kreeg Corvers-Vrancx nv uit Laakdal het aanvangsbevel voor de buitenrestauratie van de hele schuur. De bouwfirma zou ook in onderaanneming het dak renoveren van de gasthuiskapel en de kloostergebouwen.

De dakbedekking van de schuur werd volledig vernieuwd in natuurleien. Oorspronkelijk lagen er overwegend Boomse dakpannen op het gedeelte van de laagbouwschuur tot aan de restauratie van 1940. Ook het zinkwerk, dakgoten enz. dienden volledig vervangen te worden. Vooral de zuid- en westgevels vertoonden op verscheidene plaatsen aangetaste bak- en natuurstenen. Door de slagregen waren de plinten in ijzerzandsteen uitgehold. Bij de restauratie trachtte men de bestaande stenen te behouden en te herstellen met speciale restauratiemortels. Het vernieuwde buitenschrijnwerk kreeg een dubbele beglazing.

Langs de zijde van het Aleydistheater werd de poort vervangen door een glazen harmonicapoort. De tuinmuur werd hersteld en het pad werd met kasseien heraangelegd zoals het ook gebeurde aan de voorzijde van de schuur. Ook het mortuarium kreeg een onderhoudsbeurt.

Op 4 februari 1999 werd het werk definitief opgeleverd. De restauratie kostte zo’n 370.000 euro.

In september 1998 werd het karrenhuis, voor 1940 gedeeltelijk brouwerij en kamer voor zinnelozen, een expressielokaal en werden de andere vertrekken opslagplaats en speelruimte. Een paar vergaderzaaltjes bleef zijn functie behouden. In 2012 werd deze ruimte omgevomrd tot stadsbrouwerij.

Gebouw voor een V-dienst

De ouder wordende bevolking, de daling van het kinderaantal, de pendelarbeid en de buitenhuisarbeid van jonge vrouwen maakten de opvang van meer bejaarden noodzakelijk. Zowel validen als invaliden en langdurig bedlegerigen hadden aangepaste ruimten nodig. In het licht van deze evolutie besloot de Commissie van Openbare Onderstand van Aarschot op 22 december 1971 tot de oprichting van een V-dienst, met een capaciteit van 60 bedden.

Als norm voor opname gold dat de dienst “V” alleen bestemd was voor zieken, aangetast door een aandoening met langdurig karakter, op voorwaarde dat deze zieken voordien iedere actieve behandeling hadden ondergaan en dat de gezondheidstoestand van de patiënten nog steeds hospitalisatie vereiste. De opnameperiode was in principe van beperkte duur.

In augustus 1973 kreeg de COO de principiële toelating zodat zij een architect kon aanduiden. Het zou de ondertussen gekende Karel Van Riel worden.

Bij het indienen van de ontwerpen in juni 1974 bleek dat zij niet voldeden aan de voorwaarden van het Bijzonder Plan van Aanleg dat werd goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 18 december 1970. Hierin werd gestipuleerd dat er maar twee bouwlagen boven het gelijkvloers mochten zijn en dat de bouwhoogte maximum 8,50 meter mocht bedragen. Daarom werd een afwijking aangevraagd en verkregen met betrekking tot de bouwhoogte nl. 9,79 meter kroonlijsthoogte.

Op 7 oktober 1976 werd de bouwvergunning verleend. De eerste steenlegging gebeurde al de week voordien op 30 september door minister Gaston Geens, terwijl het lazaret nog moest afgebroken worden. Deze afbraakwerken waren stilgelegd omdat de aanwezige hoogspanningscabine niet was weggenomen.

Begin maart 1977 werd de bouwlijn uitgezet en kon men starten met de nieuwbouw. Deze lag dertien meter dieper achter de rooilijn dan voorheen. Op 5 september 1980 konden de eerste patiënten opgenomen worden.

Voor de werking van het ziekenhuis werden in totaal een zestigtal personen aangeworven. De leiding was in handen van Robert Nyssen, secretaris van het OCMW, en van hoofdgeneesheer Maurice Bauwens. Zij stonden onder toezicht van een ziekenhuiscomité, afgevaardigd door de raad van het OCMW, voorheen de COO.

Uitzicht en gebruikte materialen waren dezelfde als bij de kraamkliniek.
Het gebouw is onderkelderd en bestaat uit drie niveaus met uitzondering van het ingangsgebouw dat verhoogd werd voor de liftschachten. Oorspronkelijk bevatte het gelijkvloers het onthaal, de administratieve diensten, de ergotherapie, het dokterskabinet en een centrale keuken. De verdiepingen waren identiek aan elkaar en waren ingericht als verzorgingseenheid met twee isolatiecellen, een ontspanningszaal, een refter, een therapielokaal en een zonneterras aan de zijkant van het gebouw. Per verdieping waren er zes vierpersoonskamers en zes eenpersoonskamers.

In de centrale keuken werden de maaltijden bereid voor de V-dienst, het Sint-Elisabeth Verpleegtehuis, de Onze-Lieve-Vrouwmaterniteit en de dienst thuisbezorging van warme maaltijden.

Links naast het hoofdgebouw werd een nieuw mortuarium ingericht. Hiervoor moesten verbouwingswerken uitgevoerd worden in de vroegere gasthuisschuur. Zo kwam er een verbinding tussen de twee gebouwen zodat men van het ziekenhuis gemakkelijk naar de kamer kon waar de lijken bewaard werden. De dakkapel werd hiervoor afgebroken. Er waren twee maal vijf cellen aanwezig.

Links ervan was de wachtplaats met aansluitend de rouwkapel. Rechts bevond zich de kistingskamer en een werklokaaltje.

De hoofdingang bevond zich aan de andere zijde van het gebouw, het huidige pad naar het Aleydistheater. Het lage hekje vooraan verdween en de ijzeren poort, die in 1966 werd verplaatst, verschoof nog wat verder naar achter.

Op 28 februari 1994 sloot de V-dienst en werd de dag daarop omgevormd tot een Sp- en RVT-dienst. Sp is een dienst voor palliatievenzorg, bestemd voor patiënten met een ongeneeslijke ziekte in een terminale fase. Hij legt zich specifiek toe op activiteiten als symptoomcontrole, psychologische begeleiding, rouwvoorbereiding en -begeleiding. De dienst had 27 bedden op de tweede verdieping. Op de eerste verdieping kwamen 33 RVT-bedden evenwaardig aan die in de voormalige materniteit RVT1.

Op 13 september 1999 sloten ook deze diensten de deuren. Het gebouw werd eigendom van de stad Aarschot. Zij wilde hier de Stedelijke Bibliotheek huisvesten

Rust en verzorgingstehuis in voormalige materniteit

De RVT1 ging in de praktijk open op 1 januari 1985 en officieel op 1 december 1985 en telde 34 bedden.

Het beheer viel onder het OCMW. Het stelde een dagelijkse verantwoordelijke aan die toezag op de werking van de instelling.

Het rusthuis stond open voor personen die om gezondheids- of sociale redenen het bijzonder moeilijk hadden om verder thuis te blijven. Zij dienden echter aan een aantal voorwaarden te voldoen. Zo moesten zij minstens zestig jaar oud zijn en een medisch verslag kunnen voorleggen dat zij geen besmettelijke ziekte hadden.

Eind 1998 gingen ook hier de deuren dicht. De bewoners van de V-dienst en de RVT werden in een grootscheepse verhuisoperatie op 15-16 en 17 september 1999 overgebracht naar het nieuwe rustoord Sint-Rochus op de Albertlaan, dat 157 bedden telt.

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Goed voor uw culturele gezondheid.