middeleeuwen

De stichting van het Aarschotse gasthuis

Het oudste document waarin het Aarschotse gasthuis vermeld wordt, dateert van 25 januari 1288 en handelt over de aanstelling van een kapelaan in de kapel van het gasthuis door de proosdij van Sint-Geertrui in Leuven. Uit de aanhef van dit document kan men opmaken dat er al enige tijd een hevig conflict gaande was tussen de kerkelijke en stedelijke overheid over de stichting van een gasthuis en over de aanstelling van een priester. Pas op aandringen van landsheer Godfried van Brabant en Vierzon kwam men tot een vergelijk. De prior beloofde dat elke dag een kanunnik van Sint-Geertrui of een seculiere priester in de gasthuiskapel de mis zou lezen en aan de zieken en zwakken de sacramenten zou toedienen. De aalmoezen en andere schenkingen die aan het gasthuis werden gedaan, zouden eigendom van de instelling blijven.

Een andere bron vermeldde in 1286 een woonhuis nabij het hof van Quathem, dat op het Schaluin lag langs de huidige Gasthuisstraat, precies op de plaats waar nu de neogotische kapel staat. Het ziet er dan ook naar uit dat het woonhuis de oudste kern van het gasthuis was.

De oprichting van het hospitaal in Aarschot in het laatste kwart van de 13de eeuw viel precies samen met de eerste economische bloeiperiode van de stad.

De organisatie van het hospitaal en de verstrekte zorgen

Twee gasthuismeesters stonden in voor het beheer. Eén werd aangeduid door de drossaard, de andere door de stadsmagistraat. Zij werden jaarlijks benoemd.

Beiden stelden op hun beurt een meesteres aan die instond voor de opvang van de hulpbehoevenden. Zij ging ook na of de behoeftigen die zich aanboden, de vereiste schriftelijke toestemming hadden van de drossaard of van de burgemeester.

Zieken en armen, mannen en vrouwen kwamen er in één grote ziekenzaal terecht. Men maakte geen onderscheid tussen de aard of de ernst van de ziekte. De enige uitzonderingen waren de lepra- en pestlijders wegens het grote besmettingsgevaar. Zij werden ondergebracht in een apart gebouw met meerdere kamertjes, achteraan in de hof van het gasthuiscomplex.

In het hospitaal lag het accent eerder op verzorgen dan op genezen. Meiden en knechten hielpen bij het wassen en verzorgen van de behoeftigen. Een door de stad aangestelde chirurgijn of barbier stond in voor de medische praktijk die zich beperkte tot aderlaten, trekken van tanden en verzorgen van wonden en breuken. Meestal kwam er geen arts aan te pas omdat de zieke hem zelf moest betalen.

Het gasthuiscomplex

Het rond 1288 bescheiden begonnen gasthuis wist zijn bezittingen in de volgende eeuwen aanzienlijk uit te breiden via aankopen en schenkingen. In de laatmiddeleeuwse periode omvatte het Aarschotse hospitaal verscheidene vertrekken. Het hele complex was opgetrokken in baksteen en vermoedelijk ook in ijzerzandsteen.

De ruime ziekenzaal had een rechthoekig grondplan. Er zouden een 30-tal bedden gestaan hebben wat vergeleken met grotere steden een behoorlijke opnamecapaciteit betekende. In het Leuvense Sint-Pietersgasthuis stonden 36 bedden.

Aanpalend aan de ziekenzaal bevond zich een kapel. Het liet de zieke toe om vanuit zijn bed de heilige mis te volgen, want een hospitaal moest voorbereiden op de dood.

De gasthuismeesteres beschikte over een goed ingerichte woonst en er was nog het al vermelde huis voor de besmettelijke ziekten.

Behalve deze eigendommen die het eigenlijke gasthuiscomplex uitmaakten, bezat de instelling nog enkele huizen, verscheidene percelen weiland, labeurgronden en bossen in Aarschot en omstreken.

Het einde van het middeleeuwse gasthuis

Het liefdadige werk van het Aarschotse gasthuis nam abrupt een einde toen de gebouwen in 1578 tijdens de opstand van de Nederlanden tegen Spanje samen met de rest van de stad door Spaanse en geuzenlegers verwoest werden. Geschiedschrijver Rumoldus Wetz vermeldt dat maar enkele kapelmuren waren overgebleven. Ze werden na 1590 verbouwd tot schuur en stallingen, wat een beperkte bedrijvigheid suggereert. De schatmeester-generaal A. Carpentier en zijn secretaris Charles Millet noteerden in 1597 in hun rapport, vrij vertaald: De gebouwen die dienden als hospitaal zijn volledig verwoest, behalve restanten en kleine muurtjes die bleven rechtstaan.

Bron: Van Gasthuis tot culturele site

Schrijf je in op onze nieuwsbrief

Goed voor uw culturele gezondheid.