Patrick Vancauwelaert
Het beeldend eenheidsdenken van Hildegard von Bingen
Hildegard von Bingen (1098-1179) noemde zichzelf steevast “femina indocta", ongeleerde vrouw. Volgens de normen van de 12e eeuw was ze dat ook, een traditionele opleiding in de Artes was voor vrouwen immers ontoegankelijk. Dat heeft niet belet dat deze benedictijnse non is uitgegroeid tot een invloedrijke en bewonderde persoonlijkheid; haar stem werd gehoord tot ver buiten de muren van haar klooster.
Hildegard was veel: ze was in haar tijd een gezaghebbende abdis aan wie prelaten en wereldlijke gezagsdragers raad vroegen, ze was mystica, theologe, denker, dichter en componiste, ze schreef over geneeskunde, plantkunde en kosmologie , in haar visioenen schouwde ze de mysteries van het universum. Haar omvangrijke visionaire werk heeft ze gedurende jaren zorgvuldig zelf geredigeerd en vormgegeven, wat vrij uitzonderlijk is in de Middeleeuwen.
In deze voordracht plaatsen we Hildegard in de tijd waarin haar geestelijke erfenis ontstond. Het is de tijd waarin paus en keizer mekaars gezag bestrijden. Het is de tijd van de eerste kruistochten. Het is de tijd waarin kloosterorden zoeken naar herbronning en terugkeer naar de eerste waarden van het Christendom. Het is de tijd waarin een vroegmiddeleeuws kennismodel stilaan plaatsmaakt voor een rationelere benadering van wereld en geloof, waarin de neoplatoonse wereldvisie geconfronteerd wordt met nieuw ontdekte werken van Aristoteles.
Evenzeer willen we ons verdiepen in de vraag waarom tot vandaag mensen, gelovig en ongelovig, nog steeds in haar geschriften en muziek een diepe spirituele kracht vinden, waarom deze Duitse mystica uit de 12e eeuw ook nu nog mensen inspireert.